Een eigenaar van bedrijfspanden heeft van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) toestemming gekregen om camera’s te gebruiken voor het beveiligen van zijn eigendommen.
Omwonenden vinden echter dat de camera’s een inbreuk op hun privacy zijn. Ze vroegen de toezichthouder om te handhaven, maar deze kwam tot de conclusie dat de eigenaar van de bedrijfspanden een gerechtvaardigd belang heeft.
Gezicht niet zichtbaar
Volgens de AP is het niet mogelijk om de eigendommen op een andere, minder nadelige manier te beschermen. Het gezicht van personen die zich op de openbare weg bevinden, is bovendien niet zichtbaar voor de camera. De eigenaar van het bedrijfspand voldoet ook aan de informatieplicht, omdat hij melding maakt van de camera’s. Alle opgeslagen videobeelden worden automatisch binnen twee weken gewist, wat ruim binnen de maximale bewaartermijn van vier weken is. Tevens is de videorecorder beveiligd met een wachtwoord.
Geen overtreding Wbp
De AP concludeert: “De inbreuk op de belangen van betrokkenen – het gefilmd worden bij het passeren van het pand en bijbehorend terrein – is niet onevenredig in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel. Het doel kan ook niet op een minder nadelige manier worden bewerkstelligd. Tot slot concludeert de AP dat de inbreuk op de personen die de camera’s passeren zoveel als mogelijk is beperkt en de inbreuk niet opweegt tegen de belangen van de [eigenaar]. Gelet hierop is de AP van oordeel dat het verwerken van persoonsgegevens door middel van cameratoezicht is toegestaan en geen sprake is van een overtreding van de Wbp.”