Het Openbaar Ministerie heeft onvoldoende beveiligingsspecialisten voor de bestrijding van cybercrime, aldus Lodewijk van Zwieten. Van Zwieten is landelijk officier van justitie cybercriminaliteit en heeft dit aangegeven in een interview bij BNR. In principe zou iedere officier zaken moeten kunnen behandelen waarbij cybercriminaliteit een rol speelt. Het blijkt in de praktijk echter dat de ontwikkelingen zo snel gaan dat de officieren moeite hebben om de juiste specialisten in huis te krijgen.
Bezuinigen
Van Zwieten wil proberen om meer zaken rondom cybercrime onder de rechter te brengen. Veel van deze zaken leiden uiteindelijk tot relatief eenvoudige fraude of het witwassen van geld. Dit soort criminaliteit is ook aan te pakken zonder specialistische cybercrime kennis. Maar de verwachting is dat ook bij dit soort zaken steeds meer specialistische kennis noodzakelijk zal zijn. Door de huidige crisis en de bezuinigingen die de komende jaren doorgevoerd moeten worden zal het erg lastig worden hier voldoende invulling aan te geven.
Bewustwording
Vorige week was er een grote zaak van misbruik door Frank R. uit Cuijk aan het licht gekomen. We weten op dit moment niet hoe vaak dit voorkomt. Dat is in ieder geval niet terug te vinden in aantallen aangiftes. Er zal meer aandacht nodig zijn tijdens de opvoeding van jongeren om dit aan te pakken, zowel thuis als op school. Als het Openbaar Ministerie hier meer aandacht aan wil geven dan zal hier meer mankracht voor nodig zijn.
Aanpassing wetgeving
Zonder een aangifte is het voor het Openbaar Ministerie lastig om tot onderzoek of vervolging over te gaan. Van Zwieten is daarom voorstander van de inzet van zogenaamde ‘lokpubers’. Met deze lokpubers is het eenvoudiger om een ‘groomer’ (een soort digitale kinderlokker) op te sporen. Daarvoor is het echter wel nodig om de wet aan te passen. Een testcase met een lokpuber mislukte onlangs omdat het gerechtshof van Den Haag de verdachte vrijsprak. Die had geen contact gehad met een minderjarige maar met een volwassen politieagent.